35
Wie de Wet onderhoudt, brengt vele offers; Wie de geboden vervult, een vrede-offer. Wie de liefde beoefent, draagt een spijsoffer op; Wie een aalmoes geeft, een offer van dank. Een Gode behaaglijk offer is het, de zonde te mijden, En een zoenoffer, zich te onthouden van kwaad. Verschijn dus niet met lege handen voor Jahweh; Want dit alles moet geschieden, zoals het is voorgeschreven. Het offer van den brave is als vet op het altaar, Als een lieflijke geur voor den Allerhoogste; Het offer van een rechtvaardige is welbehaaglijk, En zal voortdurend in herinnering blijven. Breng met gulheid Jahweh uw lof, En verminder de eerstelingen uwer handen niet; Zet een vrolijk gezicht bij iedere gave, En offer blijmoedig uw tienden. Geef aan God, naar gelang Hij u schonk, Met vreugde en naar uw vermogen; 10 Want Hij is een God van vergelding, Die u zevenvoudig teruggeeft. 11 Tracht niet, Hem om te kopen, want Hij neemt het niet aan, En vertrouw niet op een offer van onrecht; 12 Want Hij is een rechtvaardig God, Hij kent geen aanzien des persoons. 13 Hij is niet partijdig tegen den arme; Neen, Hij luistert naar het geween der verdrukten. 14 Hij wijst het zuchten der wezen niet af, Noch dat van de weduwe, als zij blijft klagen. 15 Lopen de tranen haar niet langs de wangen, En getuigt niet haar zuchten tegen wie ze deed stromen? 16 Haar klagen zal genade vinden, En haar smeken dringt door de wolken heen. 17 Het schreien van den verdrukte dringt door de wolken, En rust niet, voordat het God heeft bereikt; 18 Het wijkt niet, totdat de Allerhoogste er op neerziet, En de rechtvaardige Rechter recht heeft verschaft. 19 Neen, God zal niet dralen; Als een krijgsheld deinst Hij niet terug, 20 Tot Hij den verdrukker de lenden heeft verbrijzeld, En op de volkeren zijn wraak heeft gekoeld; 21 Tot Hij de staf der trotsen heeft veroverd, En de schepter der bozen gebroken; 22 Tot Hij den mens zijn werk heeft vergolden: Het eigenmachtige doen van de mensen; 23 Tot Hij de zaak van zijn volk heeft beslecht, En het heeft verblijd met zijn heil! 24 Lieflijk is zijn ontferming ten tijde van druk, Als een onweersbui ten tijde van droogte.